Op vrijdag 8 februari werd het gerestaureerde Van Oeckelen-orgel in de kerk van Garmerwolde opnieuw in gebruik genomen. De werkzaamheden in de tweede en laatste fase werden tussen 2016 en 2019 uitgevoerd door Mense Ruiter Orgelmakers BV, die eind jaren negentig ook de eerste fase van de restauratie op zich nam.
Op 18 december 1848 sloot het College van Kerkvoogden en Notabelen der Hervormde Gemeente van Garmerwolde een overeenkomst met de orgelmaker Petrus van Oeckelen voor de bouw van een orgel met twintig stemmen, ter vervanging van het bestaande, te zeer versleten geachte 16e/17e-eeuwse instrument. Voor het nieuwe orgel werd werd een galerij gemaakt in het koor van de – toen nog ‘complete’ – kerk. (Het schip van de kerk werd in 1859, wegens bouwvalligheid afgebroken.)
Op 21 april 1851 werd het nieuwe Van Oeckelen-orgel in gebruik genomen. De inspelers waren Jonkheer Mr. Samuel Wolther Trip en Gerrit Gerrits Rijkens. Eerstgenoemde was een belangrijk promotor van het werk van Van Oeckelen, ook in Garmerwolde. Gerrit Rijkens (1805-1874) was onderwijzer en organist in Garmerwolde. Van hem werd gezegd dat hij als organist vele ‘ambtgenooten ten platten lande’ overtrof en het hem toevertrouwde orgel goed tot klinken kon brengen.
Het onderhoud van het instrument werd tot het begin van de twintigste eeuw verzorgd door de firma Van Oeckelen.
Herschilderd
In het kader van de kerkrestauratie uit 1941-1943 werd ook het orgel onder handen genomen. De orgelkast werd herschilderd in een nieuwe kleurstelling met pasteltinten. Dit werk werd uitgevoerd door Gerhard Jansen (Den Haag), die onder meer ook de fresco’s in de kerk restaureerde. De dichte panelen van de balustrade werden vervangen door open ruitwerk.
Vegter
De orgelmaker Hendrik Vegter uit Usquert voerde in 1943 herstelwerkzaamheden en wijzigingen uit. Hij verwijderde de achter het orgel opgestelde balgenkast en twee van de drie originele spaanbalgen; de overgebleven balg sloot hij aan op een elektrische windmotor. Veel bovenranden van open pijpen waren in de loop der tijd beschadigd. Vegter herstelde dit niet, maar kortte het pijpwerk aan de bovenzijden in en wijzigde de steminrichtingen. Zodoende kreeg het orgel een hogere stemtoonhoogte, te weten a1 = 462 Hz.
Vegter wijzigde voorts de samenstelling van de Mixtuur en verving een klein aantal te zeer beschadigde dan wel verdwenen pijpjes. De ‘remplacanten’ waren nieuwe of bestaande pijpjes (Freytag?) uit Vegters voorraad. De maatvoering en makelij van de nieuwe pijpjes vertoonde helaas allesbehalve een Van Oeckelen-beeld.
Vierdag
In 1964 werkte de orgelmaker H.J. Vierdag (Enschede) aan het orgel. Hij vernieuwde onder meer het beleg van de manuaalondertoetsen en de pedaalmechaniek. Helaas verdwenen tijdens deze werkzaamheden de beide hoofdwerktongwerken spoorloos; slechts enkele houten stevels van de Fagot 16′ bleven bewaard.
Voorbereidingen restauratie
Vanaf 1973 werden voorbereidingen voor een restauratie van het orgel getroffen. In 1974 stelde de namens de Synodale Orgelcommissie der Nederlandse Hervormde Kerk (SOC) tot adviseur benoemde Klaas Bolt een eerste rapport op, gevolgd door een offerte van de orgelmaker Mense Ruiter in 1975. Een en ander leidde, vanwege gebrek aan geldmiddelen, niet tot een daadwerkelijke uitvoering.
In 1991 stelde Jan Jongepier, na het overlijden van Klaas Bolt tot diens opvolger benoemd, een nieuw – gedetailleerd – rapport op. Dit diende als uitgangspunt voor een herziene offerte door Mense Ruiter. Daarbij werd een gefaseerde restauratie voorgesteld.
Eerst fase
In 1996 voerde Mense Ruiter Orgelmakers een eerste fase van de restauratie uit, waarbij de windladen, de manuaalmechanieken en het houten pijpwerk werden hersteld. In 1998 werd een tweede restauratiefase door Mense Ruiter gerealiseerd: de Vox Humana 8′ werd gerestaureerd en er werden wederom hoofdwerktongwerken geplaatst. Daartoe kon gebruik worden gemaakt van authentiek Van Oeckelen-materiaal, afkomstig uit Deventer (1891), voor delen van de Fagot 16’, en uit Uithuizen (1856), voor de Trompet 8’. De resterende fasen moesten, om financiële redenen, nog blijven overstaan.
Het kerkgebouw werd in 2003 overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK), waarna de voorbereidingen voor de voltooiing van de orgelrestauratie weer werden hervat. Nadat Jan Jongepier zich in 2010 om leeftijdsredenen teruggetrokken had als orgeladviseur, werd Peter van Dijk als zodanig aangesteld. De coördinatie van het project kwam, namens de SOGK, in handen van Christiaan Velvis. Ook de plaatselijke orgelcommissie en de door de SOGK aangestelde orgelmentor, Roelof Kuik, vervulden een actieve rol. Het toezicht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werd uitgeoefend door Wim Diepenhorst.
Originele kleurstelling
Bij interieurwerkzaamheden in 2013/2014 werd de orgelkast herschilderd door Karin Veldman en Jantina Veltman (Oudemolen/Haren) op basis van een door hen in 2012 uitgevoerd kleurenonderzoek. Daarbij werd de originele kleurstelling weer aangebracht, met een mahonie-imitatie als hoofdkleur en beige en bladgoud voor de ornamentiek. Voorts werden de – originele – registeropschriften conserverend hersteld.
Laatste fasen 2016-2019
In 2016 konden de overblijvende fasen van de orgelrestauratie worden aangevat. Die beoogden een zo volledig mogelijk herstel van de oorspronkelijke toestand, want de wijzigingen uit 1943 en 1964 waren van ondermaatse kwaliteit.
Op basis van nog aanwezige sporen en de nog overgebleven spaanbalg kon de balgenkast met drie spaanbalgen – inclusief de mogelijkheid tot voetbediening – worden gereconstrueerd.
De zeer geschonden klaviatuur werd uit- en inwendig gerestaureerd en de orgelbank werd in zijn oorspronkelijke vorm teruggebracht. De pedaalmechaniek werd vernieuwd, waarbij gebruik kon worden gemaakt van Van Oeckelen-materiaal (Appelscha, 1900).
Herstel pijpwerk
Het pijpwerk werd algeheel hersteld. Op grond van onderzoek aan de frontpijpen door Mattijs de Vreugd en Peter van Dijk kon de oorspronkelijke stemtoonhoogte (a1 = ca. 448 Hz) worden teruggevonden. De in 1943 ingekorte pijpen werden vervolgens daartoe verlengd. De in 1943 geplaatste nieuwe pijpjes werden vervangen door wel in het Van Oeckelen-beeld passende exemplaren en de Mixtuur werd in zijn oorspronkelijke samenstelling hersteld, met in de discant een laag, repeterend tertskoor.
Nadat de pijpen die het klankfundament vormen in het orgel teruggekeerd waren, werd de winddruk proefondervindelijk bepaald op 76 mm waterkolom. Intonateur Bert Jan van der Weerd bracht het pijpwerk zorgvuldig op klank en stemming, geheel conform Van Oeckelens principes.
Mense Ruiter
Het team van Mense Ruiter Orgelmakers dat de werkzaamheden van 2016-2019 realiseerde bestond uit Jehudi Esenkbrink, Jessica Mossel, Dolf Tamminga (directie), Mattijs de Vreugd, Bert Jan van der Weerd, Geert Westra en Alfred Woensdregt.
Ingebruikname
Op vrijdag 8 februari jongstleden werd het gerestaureerde orgel weer in gebruik genomen waarbij het werd bespeeld door Peter van Dijk en Mattijs de Vreugd.
Dispositie
Hoofdwerk – Manuaal I; C-f3
Prestant 8 vt.
C-g1 in het front
Bourdon 16 vt.
C-h wagenschot, vervolg metaal
Prestant 16 vt. Disc.
geheel op de lade
Gedakt 8 vt.
C-H wagenschot, vervolg metaal
Octaaf 4 vt.
Nagthoorn 4 vt.
metaal; open cilindrisch, wijde mensuur
Octaaf 2 vt.
Quint gedekt 3 vt.
C-b1 gedekt, h1-g2 open conisch, vervolg open cilindrisch
Mixtuur 3 sterk Bas.
samenstelling C: 2 – 1 1/3 – 1
Mixtuur 4 sterk Disc.
samenstelling c1: 4 – 3 1/5 – 2 2/3 – 2; c2: 8 – 6 2/5 – 5 1/3 – 4
Fagot 16 vt. Bas/Disc.
1891/1998/2018
Trompet 8 vt. Bas/Disc.
1856/1998/2018
Bovenwerk – Manuaal II; C-f3
Prestant 8 vt.
C-F open, wagenschot; Fis-g1 in het front
Viola di Gamba 8 vt.
vanaf C
Holfluit 8 vt.
C-H gedekt, wagenschot; c-h gedekt, metaal; vervolg open cilindrisch
Holpijp 8 vt.
gedekt; C-H wagenschot, vervolg metaal
Octaaf 4 vt.
Fluit 4 vt.
metaal; C-h2 gedekt, vervolg open conisch
Carillon 3 sterk
vanaf g; samenstelling: 4 – 1 3/5 – 1; 4′-koor g-b2 gedekt, vervolg open conisch. Overige koren open cilindrisch.
Woudfluit 2 vt.
metaal; C-H gedekt, vervolg open cilindrisch
Vox Humana 8 vt.
mahonie koppen en stevels (1998). Metalen bekers, verticaal geplaatste kelen en vrij zwevende tongen (1851)
Pedaal C-d1 – in het bestek was een omvang tot c1 bepaald
Aangehangen
Werktuiglijke registers
Koppel Bas/Disc. – manuaalkoppel
Pedaal koppel – loze knop
Afsluiting Hoofdw.
Afsluiting Bovenw.
Windlosser
Deling Bas/Discant h/c’
Stemmingssysteem evenredig zwevend.