De Notre-Dame in Parijs werd gisteravond getroffen door een verwoestende brand. Rond drie uur vannacht was de brand onder controle. Het dak en de torenspits van de kathedraal zijn volledig verwoest. Het beroemde hoofdorgel heeft de brand overleefd, al is nog niet duidelijkheid hoe groot de schade is.
De brand brak rond 18.50 uur uit bij de vieringtoren die vanwege restauratie in de steigers stond. Rond 20.00 uur bezweek de houten torenspits. Het vuur verspreidde zich over de gehele houten dakconstructie richting de westelijke façade van de kathedraal. Ook in de noordelijke klokkentoren brak brand uit.
Na aanvankelijk vrees voor het behoud van de kathedraal, kon de brandweer maandagavond rond 23.00 uur melden dat de structuur van het gebouw was gered. Ook voor het beroemde hoofdorgel onder het westelijke rozetraam werd gevreesd. Eerder gingen het bericht dat het orgel ‘praktisch geheel verwoest’ zou zijn, maar die zouden het koororgel betreffen.
Intact
De eerste locoburgemeester van Parijs, Emmanuel Grégoire, gaf vanmorgen in een programma van de Franse zender RMC aan dat het orgel op basis van hem bekende feiten nog intact is. Ook Eric Brottier, orgelbouwtechnisch adviseur van de Notre-Dame, meldde later op de ochtend: ‘De eerste waarnemingen aan het instrument, inclusief het interieur, tonen aan dat het orgel niet zichtbaar (ik benadruk dit woord) heeft geleden onder het vuur. Het is door het dak tussen de twee torens van bluswater gespaard gebleven en heeft geen last gehad van hitte – de pijpen zijn structureel bewaard gebleven.’
Geen druppel water
Aan het einde van de de ochtend meldde Laurent Predes, belast met het beheer van het historische interieur van de Notre-Dame, voor de Franse media dat het hoofdorgel niet is aangetast. ‘Geen druppel water, niets verbrand, niets gesmolten.’ Enkel roet en stof hebben ervoor gezorgd dat het orgel onbruikbaar is.
Wonder
Ook Notre Dame-organist Vincent Dubois bevestigt dat voor La Lettre du Musicien. ‘We hebben de hele nacht contact gehad met mijn collega’s Olivier Latry en Philippe Lefebvre en we geloofden er niet meer in.’ Het is ‘een wonder’ dat het orgel het heeft overleefd. ‘Ook het koororgel ging niet in vlammen op, maar nam wel veel water op.’
‘De vraag of de gewelven en sluitstenen bestand zijn tegen het gewicht van het water en het gesmolten lood. Als dat niet snel geconsolideerd wordt, moet het orgel gedemonteerd worden. Het zal jaren duren voordat we dit instrument weer kunnen bespelen, maar het belangrijkste is dat het niet in de as belandde.’
Het hoofdorgel van de Notre-Dame
Het orgel van de Notre-Dame werd in 1868 door Cavaillé-Coll gebouwd in de oude achttiende-eeuwse hoofdkas met gebruikmaking van oud pijpwerk. Onder titularis Louis Vierne werd het in de eerste helft van de twintigste eeuw al op een paar punten gewijzigd. Ingrijpender was de modernisering, elektrificatie en uitbreiding onder organist Pierre Cochereau.
In 1992 werd het orgel door een consortium van Franse orgelbouwers grondig gerestaureerd waarbij deels werd teruggegrepen naar de symfonische klankprincipes van Cavaillé-Coll. De vooruitstrevende digitalisering van de speeltafel door de firma Synaptel was aanvankelijk minder succesvol, al vrij snel na de heringebruikname waren er problemen met de bespeelbaarheid van het instrument.
Van 2012 tot 2014 werd het orgel gefaseerd gerestaureerd door Betrand Cattiaux en Pascal Quoirin. Het orgel kreeg een nieuwe speeltafel en digitale tractuur, het pijpwerk werd schoongemaakt, het frontpijpwerk gerestaureerd en de registerbediening werd vervangen. Het orgel werd met een Résonnance-werk uitgebreid tot 115 registers.
In de Notre-Dame werd ook gebruik gemaakt van een koororgel van dertig stemmen.