In de column ‘Dat waren nog eens tijden’ blikt verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zo nu en dan terug op de orgelwereld van enkele decennia geleden. In deze laatste aflevering van de column: ‘Tweeëndertig voet’
Alweer even geleden sprak ik met de redactie van ORGELNIEUWS af dat ik bij column 32, in de serie ‘Dat waren nog eens tijden’, er een punt achter zou zetten. Een kleine drie jaar putten uit het orgelgeheugen van enkele decennia terug, ligt achter ons. Er zit nog genoeg in, maar het graven wordt intensiever. Wellicht gaan de overgebleven herinneringen een rol vervullen in een nieuwe vorm waarover achter de coulissen nog flink wordt geboomd.
Tweeëndertig.
Een getal waar de orgelliefhebber niet omheen kan. Een voet benadert de 32 cm en we kennen een 31-toonsorgel. Een pedaal kent soms 32 tonen en grote instrumenten hebben ruimte voor een heuse 32 voet. In volle lengte zijn het joekels. Een blik op de prestantpijpen van de oude Bavo zegt voldoende. Houdt de liefde voor orgelliteratuur net na de barok op, dan speelt zo’n oude brompot een minder voorname rol, maar met de komst van de romantiek en alles wat daarop volgt zijn sommige organisten maar wat blij met die extra ondergrond.
In Nederland is de 32 voet een vreemde eend in de bijt. Wij moeten het toch vooral van kleinere (historische) orgels hebben die geen plek hebben voor dit geweld, of die qua karakter dit register niet nodig hebben. Collega columnist Peter Sneep liet zijn gedachten al eens gaan over het aantal orgels in Nederland met meer dan drie manualen, dus we zouden er ook een onderzoek tegenaan kunnen gooien waarin we het aantal orgels met een 32’ op een rijtje zetten.
Dit bijzondere register heeft in ons land best wel wat teweeg gebracht. Velen kennen nog de strijd rond de orgels van de Sint-Jan in Gouda en de Nieuwe Kerk in Delft. De nodige kritiek kreeg Maassluis toen het deftige Garrels-orgel in de zeventiger jaren van de vorige eeuw een Bazuin 32′ kreeg, terwijl men in Schiedam positiever gestemd leek over de Fagot 32′ en ook de Contrafagot 32′ in de ‘Roomse Baaf’ te Haarlem deed menig organistenhart harder kloppen.
Het zou opnieuw een aardig onderzoek kunnen worden hoe deze ‘grote jongen’ het doet onder orgelvrienden. Het te pas en te onpas open trekken van dit register wordt zelden gewaardeerd, maar je houdt tevens organisten die regelmatig verzuchten: ‘Hier was die ‘32-poot’ wel lekker geweest!’
Uw columnist kan deze bastoon zeker waarderen. Het hoeft niet eens een tongwerk te zijn. Wie een Double Open Wood 32′ over het Kanaal live mocht beluisteren weet hoe het voelt wanneer kerkbanken veranderen in massagestoelen. En hoorde je de Contre Bombarde 32′ van het orgel in de Saint-Sulpice te Parijs al honderd keer, bij honderd en één zit je weer met verbijstering te luisteren.
In onze jeugd draaiden een orgelkameraad en ik de lp ‘Daniel Roth joue Marcel Dupré’ grijs. Iedere keer knikten we opgewekt als aan het slot van ‘Le monde dans l’attente du Sauveur’ het pedaal door de kerk denderde. ‘Daar is ‘ie’!’, riepen we dan verrukt, maar iedere keer zaten we ernaast, want Roth bewaart dit toetje echt tot het laatst.
Het doet iets met menig organistenhart. Of het nou een bijkans onbeschoft harde toeter is die de rest van het orgel wegvaagt, of het is zo’n fijnzinnige Fagot 32′ zoals in de Michaëlskerk van Zwolle, waarbij je goed moet luisteren of deze nu wel of niet is opengetrokken, het tovert een glimlach op het gezicht en maakt menig eindakkoord nét af!
Toen ik in 1987 voor het eerst mocht spelen op de Walcker van Doesburg lonkte de Bombardon 32′ enorm. Bij een flinke Reger hoort die er toch bij, maar toen mijn vinger in de richting van de registerknop ging, vroeg onze gastheer en vriend van mijn vader, Nico Meijer, die knop maar met rust te laten: ‘De kopjes staan dan bij de buren op tafel te rinkelen.’
Bij mij – het zal u niet verbazen – ging die liefhebberij voor de 32 voet weer net te ver. Toen in mijn woonplaats een Boutique 32 werd geopend knikte ik, er langs fietsend, altijd beleefd naar de winkelpui. Een broek kocht ik er nooit, want in de zaak klonk alles behalve orgelmuziek. Thans hebben we een ‘Open 32′. Gelukkig geplaatst in een overdekt winkelcentrum, want je wordt toch nagestaard als je al knikkend op je fiets zit.
Overal waar het getal 32 gebruikt kon worden deed ik dat. Bij codes, wachtwoorden en niet in de laatste plaats bij prijsvragen. Op de PABO won ik een fiets door ‘32’ te gebruiken in de te raden waarde van de tweewieler en toen op een beurs bij een stand van een cd-label werd gevraagd hoeveel een stapel cd’s zou wegen, maakte ik opnieuw gebruik van dit getal. Tot stomme verbazing van de mevrouw ter plaatse – ik was de eerste die op die vroege ochtend de stand bezocht – raadde ik het juiste gewicht, met 32 achter de komma. Bedroefd glimlachend werd mij een orgel-cd overhandigd. Bij het passeren van de stand, een uur later, was de prijsvraag verwijderd.
Tweeëndertig.
Mooi moment om een punt te zetten achter een serie die ik met veel plezier mocht verzorgen.
Had ik de 64 ook gehaald? Wellicht. Dan had ik het nu o.a. over Liverpool Cathedral (Resultant Bass 64′), of over Sydney Town Hall (Contra Trombone 64′) moeten hebben. Goed, Liverpool hoorde ik ooit live, maar Sydney is toch echt te ver weg. En met het getal 64 werd nooit wat gewonnen. Men moet zijn grenzen kennen.
Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.
Volgens mij bestaat in ons land één orgel waarmee een akoestisch 64-voets register goed valt te realiseren: het hoofdorgel van de Grote Kerk in Alkmaar. Daar waar de pijpen van de Prestant 22′, van origine beginnend op F, vanaf de laagste pedaaltoets C tot klinken kunnen komen. Om dan met de Prestant 16′ en de Roerquint 12′ een 64′-effect op te roepen. Wijlen Klaas Bolt demonstreerde dit graag, op excursies en tijdens bespelingen.
Jammer dat je stopt, Bert. Ik heb ervan genoten. Ik troost me met de gedachte dat er nog heel veel orgelanekdotes te vertellen zijn. Dus zal er wel weer iemand opduiken die er een paar van wil opschrijven voor ORGELNIEUWS.
Gisteren heb ik je wijze raad opgevolgd. Bij de onze Hoogvlietsupermarkt kun je raden hoeveel paaseieren er in een grote vaas zitten. Ik heb 10 x 32 opgeschreven. Als ik win, krijg ik de hele pot. De helft ervan kom is dan spoorslags naar jou toe brengen.
Nou Bert, net terug uit Parijs, de St Eustache met maar liefst vier 32 voeters en weet je wat, als je het mooi vind … trek erbij die dingen, dan maar mopperaars en rammelende kopjes op het terras!
Vier? Ik reken er vijf.
Bert, hartelijk dank voor de buitengewoon leesbare en amusante colums.
Ik heb ze met veel plezier geleden en dacht dan vaak: O, ja, zo was dat toen ook weer!
Dank voor je bijdragen Bert. Ik heb er menigmaal smakelijk om gelachen!
Het grote Skinner orgel overgeplaatst naar Duitsland heeft een 64′ Gravissima
https://www.orgelbau-klais.com/m.php?tx=190
Het grote orgel in Atlantic City heeft een echte 64′ Diaphone-Dulzian
EN … een echte 42 2/3′ Diaphone-Dulzian.
Tezamen produceren ze een accoustic 128′ Diaphone-Dulzian!!!
De verhalen van Bert Rebergen deden mij glimlachen en herinneringen van vroeger ophalen. Ik hoop dat er weer ruimte (32 voet) komt voor soortgelijke anekdotes. In het laatste verhaal mis ik de imposante Prestant 32′ van het Groningse Martinikerkorgel in Böhms ‘Vater unser’ onnavolgbaar fraai gespeeld door Wim van Beek. Bestaat er een mooiere uitvoering?
Nee, en ook Ewald Kooiman’s vertolking van ‘Meine Seele erhebet den Hernn’ van J.S. Bach liet de praestant 32vt zich horen; de hartslag muzikaal verbeeld …
Jammer dat je ermee stopt Bert! Ik las altijd met veel plezier en glimlach je verhalen … dank daarvoor.
Hier in Groningen hadden we vijf 340 voet pijpen. De pijpen van de energiecentrale. 😉