‘And now for something completely different’, moet de redactie van ORGELNIEUWS hebben gedacht, toen ze me vroegen iets over deze cd te roepen. Een cd met vrijwel uitsluitend improvisaties door de Brit Wayne Marshall op het nog betrekkelijk jonge orgel van de St. Kastor te Koblenz.
Literatuur wordt wel gespeeld, maar Marshall beperkt zich tot twee werken. De Tuba Tune van Cocker treft men op iedere Britse cd met populaire orgelwerken aan. Ondanks de populariteit van dit werk is het absoluut geen ‘dood gespeelde’ orgelcompositie. Niet zo’n werk dat een diepe zucht oproept bij de ervaren luisteraar, omdat het wéér op een concertprogramma verschijnt.
Zonder afbreuk te willen doen aan BWV 565, herinner ik mij dat een Nederlandse organist op het programma, achter de beroemde Toccata en Fuga in d-moll van Bach, schreef: De Epidemische. Prima gespeeld door Marshall, al prefereer ik toch Britse tuba’s boven deze hogedruktoeters van Duitse makelij.
Veel minder bekend is de Pastorale van Roger-Ducasse, ooit opgenomen door Bas de Vroome in Delft. Verwacht daarbij geen braaf herderswijsje. Het thema mag dan een serene melodie zijn, de organist kan flink aan de slag in een werk dat dan weer heftig is, dan weer liefelijk, maar vooral vol grandeur, waarbij de organist alle mogelijkheden voorgeschoteld krijgt om uit een orgel te halen wat erin zit. Dat kunnen we aan Marshall overlaten en met dit orgel zijn er mogelijkheden te over. Tussen alle improvisaties misstaat dit werk sowieso niet, want het ademt de vrijheid van een improvisatie.
Waarom zoveel improvisaties op deze cd?
Twee redenen zijn aan te dragen. Marshall beheerst die kunst absoluut. Nu eens niet een serie improvisaties – hoe mooi ook – uit de Franse traditie, maar eigentijdse experimenten die verrassend zijn en voor een breed publiek behapbaar. De tweede reden geeft Marshall zelf: Hij is jaloers op organisten die een ‘vreemd’ orgel voor het eerst bespelen en direct weten hoe ze moeten registreren.
Die na-ijver herken ik. Met speels gemak gaan sommige organisten soms direct aan de slag met zo’n onbekend instrument. Ooit zat ik in de Sint Servaas te Maastricht en wandelde Olivier Latry de kerk in, voor zijn concert die avond. We spraken elkaar even kort en toen kroop hij achter het Verschueren-orgel. Zonder enige aarzeling trok hij wat knoppen open en speelde het complete Allegro vivace uit de 5e symfonie van Widor. Uiteraard zonder muziek op de lessenaar… Het kon – bij wijze van spreken – zo op cd.
Marshall gebruikt zijn improvisatietalent om een orgel beter te leren kennen en omdat hij de opname van de cd toch zelf in handen heeft, neemt hij die improvisaties direct op en bewaart de exemplaren die hem bevallen.
Het orgel in Koblenz heeft een terugspeelmogelijkheid. Na het spelen drukt men op ‘replay’ en de organist kan in de kerk luisteren hoe e.e.a. klinkt. Ideaal. Dit instrument beschikt toch al over de nieuwste snufjes op computergebied. Tijdens het luisteren naar de cd dacht ik: Het is een kwestie van tijd en organisten nemen een cd thuis op, op hun midi-orgel. Ze sturen de bestanden (en registratieaanduidingen) naar de organist van de kerk. Deze plaatst de USB-stick in het orgel, zet de microfoons aan en stuurt het resultaat naar de organist. Die roept dat hij hier en daar een Octaaf 8’ minder, of een Spitzflöte 2’ meer wil en de opname is klaar. Glenn Gould zou er zijn vingers bij aflikken…Kortom, een cd opnemen zonder een minuut in de kerk te zijn geweest. Ja, lacht u maar…
Wat voor een orgel moeten we verwachten? In ieder geval een symfonisch instrument in een kerk met ruime nagalm. Duidelijk een instrument van Duitse snit, zonder onaangenaam scherp te worden. De klank doet meer denken aan dit type instrument uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, dan aan de orgels van Rieger, Klais en Seifert die de afgelopen decennia veel in Duitsland werden gebouwd.
Marshall maakte de opname dus zelf en plaatste microfoons dichtbij het orgel en er verder vandaan. De opname op afstand heeft de overhand, want nergens krijg ik het idee dat ik vlakbij een orgel ben gezeten. Toch lukte het Marshall, die het opnemen ooit begon met een cassetterecorder naast zich in de kerk – wie niet? – om de details goed vast te leggen.
Dat improviseren de dirigent, pianist en organist Marshall niet vreemd is, moge duidelijk zijn. Om het orgel in al haar kleurschakeringen te laten horen, kiest Marshall veelal voor een ‘Thema met variaties’ en die variaties tuimelen over elkaar. Daarbij laat hij een trefzekerheid, een souplesse en afwisseling horen, die doet vermoeden dat alles is voorbereid en vooraf vastgelegd, hetgeen niet of amper het geval is.
Geen moment kan verveling toeslaan, met dit risico dat er ook onrust in zijn improvisaties op de loer ligt. Als luisteraar krijg je amper de kans om op adem te komen en – ik riep dit al vaker bij cd’s – het is bij deze cd dan ook verstandig om niet alles achter elkaar te draaien. Het is genieten, vooral wanneer men het met mate doet.
Voor wie wil horen hoe onze Oosterburen in staat zijn om eigentijdse instrumenten te bouwen en voor wie een begenadigd organist wil horen spelen en vooral improviseren op een wijze die we bij heel veel vakgenoten niet zullen aantreffen, is deze cd een welkome aanvulling voor de discotheek.
Even heel wat anders. Dat mag ik wel.
Wayne Marshall plays the new Hugo Mayer organ of the Basilica of St. Kastor Koblenz
Improvisation on the hymn tune ‘Lasst uns erfreuen herzlich sehr’ (Marshall); Improvisation on the chorale ‘Wachet auf’ (Marshall); Improvisation on ‘Funkel Funkel Kleiner Stern’ (Twinkel Twinkel Little Star) (Marshall); Pastorale (Roger-Ducasse); Tuba Tune (Cocker); Improvisation – Flutes and Mutations (Marshall); Improvisation on ‘An die Freude’ (Ode to Joy) (Marshall)
Label: Fugue State Records
Nummer: FSRCD011
Speelduur: 80′
Booklet: 19 pagina’s (EN/DU)
Prijs: € 15,00
Bestellen: www.orgelbau-mayer.de