Orgelnieuwsrecensent Arjen van Kralingen is duidelijk over het zojuist gerestaureerde orgel en de nieuwste cd van Petra Veenwijk: ‘Delft is een orgel rijker waarop Franse romantiek (weer) echt goed kan. En Veenswijk – of de Delftse parochie – heeft zich aan de Hollandse liefhebbers van Franse romantiek verplicht met een vervolg te komen!’ Het orgel zal 24 oktober feestelijk ingebruikgenomen worden. Ook dan wordt deze cd gepresenteerd. De cd is nu reeds te bestellen wij www.orgelnieuws.nl.
Signature d’excellence
Petra Veenswijk bespeelt het Maarschalkerweerdorgel van de Maria van Jessekerk te Delft
Nummer: ANGE 1893101 /2009
Speelduur: 72′:24”
Booklet: 20 pagina’s; Nederlands/Engels
Prijs: € 17,50
Uitvoering * * * * *
Opname * * * * *
Onder de titel Signature d’excellence brengt Petra Veenswijk een ode aan Michael Maarschalkerweerd, de orgelmaker die zijn grootste kerkorgel (38 stemmen) in de jaren 1892/’93 in de Maria van Jessekerk te Delft plaatste. Zijn grootste instrument is natuurlijk het orgel van het Amsterdamse Concertgebouw (bij de ingebruikname 46 stemmen). Het kunstwerk in de Maria van Jessekerk is een echte MM: een snoepje. De begaafde Michael Maarschalkerweerd kon als waterbouwkundig ingenieur carrière maken in Nederlandsch-Indië maar is gelukkig in ons land gebleven om er meer dan 40 instrumenten te maken. Bestudeer eens aandachtig de schitterende foto’s van de orgelkas: je ziet de kwaliteit van de orgelmaker al in de afwerking van het meubel. De lay out van het boekje is trouwens ook een waardige ode aan MM.
Petra Veenswijk heeft bij mijn weten slechts eenmaal eerder (1991) in de Maria van Jessekerk een CD opgenomen (Jubal Records CD ZV 91142-2). Dat was een sprankelend recital. Ook van Veenswijk is “Franse orgelcomposities met het Gregoriaans als inspiratiebron” (LBCD 61) – opgenomen op het Adema-orgel van de Dominicanenkerk te Zwolle; een CD die helaas vrijwel niet meer te koop is.
Uit de begeleidende tekst van Signature d’excellence valt op te maken hoe verguld de titulaire is met haar gerestaureerde en teruggekeerde orgel. Het valt ook te horen aan de eerste – en hopelijk niet de laatste – plaat die zij er heeft gemaakt. Veenswijk zet in met de Fantaisie en Mi bémol majeur van Saint-Saëns. Een fris en wat overmoedig jeugdwerk, waarin Veenswijk meteen verschillende kanten van haar orgel kan laten horen: van de omfloerste pianistische aanvang tot de ronde en sonore kracht in het vuur waarmee Saint-Saëns zijn improvisatorische werk eindigt.
Evenals Saint-Saëns’ Fantaisie werd ook Francks Fantaisie en Ut majeur gespeeld bij de ingebruikname van een orgel – en nog wel door Franck zelf bij de ingebruikname van het Cavaillé-Coll-orgel van de Notre Dame van Parijs! Over Franck onder de handen van Veenswijk niets dan lof. Verfijnd, poëtisch en mystiek. Een boeiend cantabile rubato en een subtiel gebruik van de zweltrede.
Van Guilmant, Lefébure-Wély en Rousseau horen we werken die wat minder bekend zijn. In Guilmant schittert aan het slot de intieme Vox Céleste van het derde klavier. Het Andante, choeur de Voix humaines van Lefébure-Wély laat een kant van de componist horen die ten onrechte een beetje in de schaduw gebleven is: zijn religieus-meditatieve kant. Ook Rousseau klinkt prachtig. Wat een verrukkelijke registraties!
Na de voorgerechten en enkele sidetable-gerechten volgt dan de hoofdschotel: Viernes gehele Deuxième Symphonie en mi mineur op. 20/ 2. Veenswijk laat horen dat ware virtuositeit nog niet ongecontroleerd geweld hoeft te betekenen. En als je een karaktervol instrument hebt van 38 registers, heb je er ook echt geen 100 nodig om een klankbeeld te realiseren dat volop voldoening geeft. Luister bijvoorbeeld eens naar track 7 op 2:50 hoe Veenswijk er even vandoor gaat!
Ik ben gehecht aan de heftige uitvoering door Pierre Pincemaille in de Cathédrale St. Denis (Festivo FECD 137) – onder andere door het geweldige effect van die wonderlijke oude stemming op de sonoriteit van deze vroege Cavaillé-Coll, maar de uitvoering van Veenswijk mag er heus naast staan. Veenswijk pakt het ook stevig aan (boekt in de snelle delen dezelfde of nog snellere tijden), maar is verfijnder, subtieler. Aan het wel heel dromerige tempo van Petra in het Cantabile moest ik wennen. Hoewel Cochereau (SOCD 811) het niet eens veel sneller deed. Daniel Roth hanteert op zijn ‘Grande Orgue dans une Grande Cathédrale’ (zoals hij ooit zijn orgel in de St. Sulpice kwalificeerde) ongeveer hetzelfde trage tempo als Veenswijk (Aeolus AE10451).
Het Scherzo echter jaagt Cochereau er in een razende haast doorheen – dat doet onze Veenswijk gewoon echt véél mooier. Een scherzo mag toch immers klinken als een vrolijk opklaterende kinderlach in plaats van een neurotische etude? Hoewel Viernes prachtige scherzo’s – in zulke miniatuurtjes blonk de maître uit! – mij altijd doen denken aan de vrolijkheid van een clown in de regen …
Een programma als dit klinkt op de Amsterdamse grote broer toch niet zo voortreffelijk. Het Carillon de Westminster, dat door Veenswijk heel ontspannen maar ook al met de nodige spankracht wordt neergezet, gaat in het Delftse tutti bijvoorbeeld nergens ‘janken’. Elbertse heeft dan ook goed werk geleverd. De rijksadviseur orgelzaken Rudi van Straten van Monumentenzorg spreekt van ‘het mooiste romantische orgel van Nederland (Trouw dinsdag 20 oktober 2009). Delft is een orgel rijker waarop Franse romantiek (weer) echt goed kan. En Veenswijk – of de Delftse parochie – heeft zich aan de Hollandse liefhebbers van Franse romantiek verplicht met een vervolg te komen! [ARJEN VAN KRALINGEN]
[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]
© 2009 www.orgelnieuws.nl