We schrijven het jaar 1989. Het is weer Monumentendag en de vrijwilligersbrigade van de Leidse Pieterskerk vraagt of ik gedurende de dag een aantal keren het, dan nog niet gereconstrueerde, orgel wil bespelen.
Ik doe het graag en laat gewoon het deurtje naar het orgel openstaan, niets leuker immers dan mensen uit te leggen hoe zo’n instrument werkt. Aan het einde van de ochtend staat een bejaarde heer op het drempeltje naar het orgelbalkonnetje enigszins te twijfelen: wel of niet de organist storen? Ik beëindig mijn spel en schakel over op Engels, daar deze meneer uit de VS blijkt te komen. Met horten en stoten brengt hij uit dat dit zijn eerste bezoek aan Europa is (misschien ook zijn laatste?), dat hij het orgelfront van de Pieterskerk al sinds zijn kindertijd uit een oud orgelboek kent én bewondert en dat hij zeer geëmotioneerd is het nu in werkelijk te kunnen aanschouwen. Of hij zelf organist is, vraag ik. Hij antwoordt bevestigend, waarop ik hem uitnodig dan ook gelijk maar eens wat te spelen. Ik koppel de Prestanten 8’en 4’ van Hoofd-en Bovenwerk en de man begint een eenvoudig koraal te spelen. Halverwege stopt hij en blijft als bevroren zitten. Hartaanval? Ik vraag of alles goed is. Meneer, zegt hij, ik kan door emotie niet meer verder. Mijn hele leven aan de overkant van de oceaan ben ik al verliefd op dit orgel. Het zelf ooit eens tot klinken te mogen brengen, kwam nooit in mij op.
Ik heb hem de orgeltrap af moeten begeleiden, heb hem met een kop koffie in het transept achtergelaten en ben verder gegaan met mijn arbeid. Wat hebben we toch een mooi vak. En wat fijn dat er nog iemand oprecht kon genieten van het ongereconstrueerde Pieterskerkorgel … [AART DE KORT]
© 2007 www.orgelnieuws.nl