Welke taal spreekt de muziek?
– Muziekfilosofische beschouwingen –
Erik Heijerman en Albert van der Schoot (red.)
Uitgeverij Damon, Budel, ISBN 90 5573 604 x
Filosofie is een oude tak van wetenschappelijke sport; een twijgje aan deze robuuste tak vormt de muziekfilosofie die oudere papieren heeft dan menigeen misschien op het eerste gezicht zou denken. In de lijn van Pythagoras koesterden onze voorvaderen de idee dat de hemellichamen in perfecte mathematische verhoudingen ten opzichte van elkaar bewogen en dat zij daardoor een etherische, onhoorbare en perfecte muziek voortbrachten. De aardse muziek werd in dit systeem gezien als een minder volmaakte afspiegeling van deze bovenmaanse muziek, de muziek der sferen. Het is veelzeggend dat tot in de Renaissance de ars musica samen met de rekenkunde, meetkunde en de astronomie deel uitmaakte van het zogenaamde quadrivium van de zeven vrije kunsten. Zo een bevoorrechte positie heeft de muziek(theorie) tegenwoordig niet meer in ons algemeen vormend onderwijs en in onze tijd zijn Nederlandse muziekfilosofische boeken niet bepaald dik gezaaid. Deze bundel met toegankelijke essays die het verschijnsel muziek vanuit verschillende invalshoeken belicht zal dan ook zeker in een behoefte voorzien. Men hoeft overigens niet ongerust te zijn, er wordt geen uitgebreide wijsgerige voorkennis voorondersteld en dat maakt dit boek geschikt voor een breed publiek van geïnteresseerde muziek- en filosofieliefhebbers.
Wanneer gaat klank over in muziek? Hoe luisteren we eigenlijk naar muziek en wat ervaren we dan? Wat is een muziekwerk voor een soort object en waarin verschilt het bijvoorbeeld van een schilderij? Blijft de Mattheüs Passie nog wel de Mattheüs Passie als je de oorspronkelijke tekst vervangt door een hertaling? Is muziek eigenlijk wel een taal? Kan muziek iets meedelen en een verhaal vertellen? Hoe kan muziek een besef van tijdloosheid opwekken? Dat zijn het soort vragen waarop de essayisten antwoorden pogen te formuleren. Hoewel de onderwerpen niet direct orgel gerelateerd zijn, kunnen zij voor organisten wel degelijk van belang zijn omdat veel van de stof overdraagbaar is op vragen en kwesties uit de orgelpraktijk. De vraagstelling rondom de Mattheüs Passie is zonder al teveel fantasie in verbinding te brengen met de discussies rondom de authentieke uitvoerings- en restauratiepraktijken in orgelland. Hoe ver kunnen en willen we gaan? Hoeveel vrijheid heeft een orgelbouwer en een organist? Is Bach Bach nog wel in een uitvoering volgens Straube? Hoe verhouden een barokke kopie van bijvoorbeeld Ahrend en een originele Schnitger zich tot elkaar? De oplettende lezer in deze gevarieerde en verzorgde publicatie nog meer parallellen met de ars organi kunnen ontdekken.
Voor eenieder die houdt van een uitstapje buiten de dagelijkse orgelpaden en voor elk die toe is aan een reflectief intermezzo tussen het spelen en luisteren door: van harte aanbevolen! [ANDRÉ KRUIJF]
© 2006 orgelnieuws.nl