Van het spel van Notre-Dame-organist en improvisator Pierre Cochereau (1924-1984) is een schat aan (live-)opnamen gemaakt. François Carbou bracht in de loop der jaren al het nodige uit op zijn label Solstice. Nu ligt er dan een imposante 20-delige box met zeldzaamheden en niet eerder uitgebrachte opnamen. Bert Rebergen bespreekt deze omvangrijke uitgave.
De thans gehavende Notre-Dame van Parijs heeft een beroemd orgel, mede vanwege bespelers van naam. In de vorige eeuw zijn dat vooral Louis Vierne en Pierre Cochereau geweest.
Van Louis Vierne hebben we maar een paar opnames. Toen nog op een orgel dat we anno nu amper meer herkennen. Vierne zelf wilde al dat aan zijn orgel zaken zouden worden veranderd, maar uiteindelijk was het Pierre Cochereau die de daad bij het woord voegde.
In de zestiger jaren kreeg het orgel van Cavaillé-Coll een eigentijdse speeltafel en werd de dispositie aangepast zodat op het orgel een uitgebreider repertoire zou kunnen worden vertolkt.
‘Het mooiste orgel ter wereld’
Met name de aanpak van de mixturen en het toegevoegde chamadewerk zorgden voor een totaal andere klank. Voor de jaren zeventig lagen nog meer plannen klaar voor het orgel, maar die werden nooit uitgevoerd. Het orgel ‘van Cochereau’, zoals we dat kennen uit de opnames van – vooral – de jaren zeventig was niet het orgel dat Cochereau voor ogen stond, al noemde hij het zelf graag ‘het mooiste orgel ter wereld’.
Sommigen verafschuwen het orgel uit die periode en anderen zeggen dat het nooit zo goed heeft geklonken als toen.
Box met 19 cd’s en een dvd
Nu het label Solstice met een box van 19 cd’s (en één heruitgave van een dvd) op de markt komt, is het instrument vanaf eind jaren vijftig tot en met 1984 te horen. Met daarnaast tal van opnames die buiten de Notre-Dame en Frankrijk werden gemaakt.
Hebben we van Vierne maar iets, François Carbou nam van Cochereau zo’n beetje alles op wat hij maar kon. Uit dat archief zijn heel veel opnames op plaat en cd verschenen en nu het echtpaar Carbou op hoge leeftijd is, ziet het er naar uit dat ze met deze box nog een laatste keer uit dat archief hebben willen putten.
Verder maakten zij gebruik van opnames uit de archieven van INA, de Franse equivalent van ons Instituut Beeld & Geluid. Daarnaast horen we opnames uit privécollecties en van andere platenmaatschappijen.
Pierre Cochereau in 1959 aan zijn studio-orgel en later in het fragment aan de Cavaillé-Coll-speeltafel van de Notre-Dame in Parijs
Eigen geluid
Cochereau kan gerekend worden onder die organisten die een geheel eigen geluid hebben nagelaten en nalaten. Zodra de namen van dergelijke organisten worden genoemd spitst de een zijn oren en trekt de ander zich hoofdschuddend terug.
Het lijken musici wier visie op en uitvoering van muziek men óf adoreert, óf verafschuwt. Een grijze groep daartussen lijkt er amper te bestaan, al is deze in sommige gevallen groeiende. Pierre Cochereau valt in diezelfde categorie.
Ik moet u eerlijk toegeven dat ik een zwak heb voor deze muzikant, al behoor ik zeker niet tot diegenen die alles geweldig vinden, simpelweg omdat hij het is. Dat wordt hieronder wel duidelijk.
Waar velen het over eens zijn, is dat Cochereau als vertolker van orgelliteratuur niet eens zo duidelijk boven zijn collega’s uitsteeg. Nochtans maken zijn uitvoeringen van delen uit het oeuvre van Marcel Dupré en Louis Vierne, tot op de dag van vandaag, veel indruk. Uiteindelijk zijn het de improvisaties van Pierre Cochereau die hem de naam en faam gaven, die thans verre van verdampt is.
Meer van hetzelfde?
Een eerste blik op de gespeelde werken doet de kenner, van alles wat hiervoor verscheen, denken: ‘Dit hadden we allemaal al!’ Weer de Symfonie-Passion van Dupré, weer de Ad Nos van Liszt en die zelfs meer dan één keer. Weer de Passacaglia van Bach, weer de tweede van Vierne , weer de Derde Symfonie voor orgel en orkest van Saint-Saëns, weer diezelfde werken van Messiaen?
Ja, er staan veel werken op die Cochereau eerder opnam, maar we hebben toch met zo’n zeventig procent nieuwe opnames te maken. Of ze werden elders gespeeld, of op een ander tijdstip en bij Saint-Saëns is het nu niet Von Karajan die de scepter zwaait.
Ondanks de toevoeging ‘inédit’ hoorde ik twee opnames die reeds op een andere geluidsdrager verschenen. De improvisatie Suite de danses (CD 15), met slagwerk, was het allereerste dat ik ooit van Cochereau hoorde, met het enige verschil dat Cochereau nu het thema vooraf laat horen. De Sortie de Messe op CD 10 verscheen ook eerder.
Feit is dat Cochereau, gezien zijn overvolle agenda – hij speelde zo’n beetje alleen in de Notre-Dame, was conservatoriumdirecteur, pedagoog en concerteerde over de gehele wereld – geen tijd had voor een alsmaar groeiend en afwisselend concertprogramma. Op die programma’s stonden vaak dezelfde werken en – uiteraard – een grote improvisatie.
Aanzienlijke box met twintig schijven
Van deze ‘workaholic’ ligt thans een aanzienlijke box voor me met twintig schijven in kartonnen hoesjes die bedrukt zijn met gedrukte voorzijdes die de liefhebber herkent van voormalige Cochereau-platen. U zult begrijpen dat het geen doen is om in deze bespreking alles de revue te laten passeren. Het zal een keuze moeten worden van de krenten in de pap. De dvd mocht ik reeds jaren geleden van commentaar voorzien in ‘De Orgelvriend’.
In ieder geval beperk ik mij tot die opnames die niet eerder verschenen. Voor hen die Cochereau niet (goed) kennen, ben ik in ieder geval blij dat zijn grote improvisatie over ‘Venez divin Messie’ (cd 12) , zijn Scherzo symphonique improvisé (cd 12) en de zojuist genoemde Suite de danses improvisées (cd 15) zijn opgenomen in deze collectie, want deze improvisaties behoren tot het beste dat hij ooit liet horen.
Op cd 19 hoort u een radio-interview van ruim drie kwartier dat in het booklet in het Engels is vertaald. Een wat rommelig gesprek door een interviewer die de klepels der luidende klokken met moeite weet te vinden: ‘Wat is dat, een register?’
Wat mij vooral bijbleef, is dat Pierre Cochereau vertelt dat hij op 2 juni 1937 voor het eerst een orgel bespeelde. Exact de dag/datum waarop zijn voorganger Louis Vierne overleed tijdens een concert in de Notre-Dame van Parijs. Opmerkelijk!
Scherpe mixturen
Er is genoeg in deze box te vinden dat mij niet tot nauwelijks kon bekoren. Soms zijn opnames beroerd en een andere keer bespeelt Cochereau een orgel waarvan je niet snel andere opnames zou willen aanschaffen. Bij de nodige opnames van barokconcerten bespeelt Cochereau het orgel, maar daarin beperkt hij zich vrijwel altijd tot registraties met akelig scherpe mixturen die je snel tegen gaan staan.
Ik hoorde dankzij deze box Cochereau voor het eerst een triosonate van Bach spelen (CD 10), maar opnieuw zijn de gekozen registraties alles behalve fijnzinnig en snerpen de mixturen door de speakers.Regelmatig spelen orkest en orgel niet gelijk en gooien technische slippers en valse noten door orkest en organist roet in het muzikale eten.
Sowieso zijn we voor Bach-spel bij Cochereau niet aan het meest ideale adres, of je moet het heerlijk vinden om de afsluiting van Bachs Passacaglia met de tutti-klank van het Notre-Dame-orgel uit de jaren zeventig te horen. Het was immers Cochereau die ooit zei: ‘Als Bach chamades had gekend, had hij ze ook gebruikt!’
Een rondgang langs alle cd’s
Laat ik proberen een beknopte rondwandeling met u te maken door deze muzikale schilderijententoonstelling.
CD 1 – Bach en concerto’s van Händel en De la Casinière
In het zomernummer van ‘De Orgelvriend’ werd terecht door Gerco Schaap opgemerkt dat veel concerten voor orkest en orgel te weinig aandacht krijgen in concertzalen. Het orgelconcert (dat als improvisatie betiteld wordt) van Yves de la Casinière laat horen dat er meer is dan het orgelconcert van Saint-Saëns. Van deze componist vond ik slechts één compositie voor orgel en orkest, uit 1958. Deze opname is van 1955…
CD 2 – Lebègue, Bach, Calvière, Mendelssohn en Liszt
CD 3 – Vierne (Symphonie II) en Dupré (Symphonie-Passion)
Beide cd’s bevatten geen nieuw uitgebrachte opnames.
CD 4 – Bach, Franck, Tournemire, improvisatie
Voor de twee keer Bachs Passacaglia, nu vanuit de St-André te Bordeaux. Gespeeld zoals we van Cochereau gewend zijn, met een romantische tongval.
César Franck op het orgel van de Notre-Dame, nog voordat de grote ingrepen van de jaren zestig het orgel een totaal ander karakter zouden geven. Voor dit oeuvre was het toenmalige Notre-Dame orgel uitermate goed geschikt. Het Notre-Dame orgel uit die tijd had zijn eigen visitekaartje dat niet zomaar te vergelijken valt met andere grote orgels van Aristide-Cavaillé-Coll. Ondanks de kritiek die Cochereau kreeg na de aanpassingen van de jaren daarop, moet mij toch van het hart dat ik dit orgel veel meer herken in de latere Cochereau-opnames dan in het instrument dat we thans kennen.
In de ‘Triptyque improvisé’ is al duidelijk te horen dat Cochereau verlangde naar een orgel met meer mogelijkheden dan het toenmalige Cavaillé-Coll orgel hem kon bieden. Eén ding staat vast: Goed dat in deze box de nodige opnames van het oude orgel zijn opgenomen. De opnames die ik van dat instrument kende, konden mij niet altijd overtuigen, maar de schoonheid van deze Cavaillé-Coll komt her en der prachtig uit de verf.
CD 5 – 3 Symphonies improvisées
Drie grote improvisaties van ver: vanuit de V.S. en Australië. Opnamekwaliteit en de bespeelde orgels nemen een hoop enthousiasme weg om opnieuw naar die opnames te luisteren.
CD 6 – Widor, Dupré, Messiaen, improvisaties
Met Dieu parmi nous van Olivier Messiaen, vanuit Bordeaux. Qua interpretatie te vergelijken met de Philips-opname vanuit de Notre-Dame. Cochereau speelde dit werk vaker buiten de deur. In de communistische Sovjet-Unie had men het religieuze ‘God met ons’ vervangen door ‘Kameraden al tezamen’ op het concertprogramma…
Verder twee opnames vanuit de Notre-Dame. Allereerst een echte Cochereau-uitsmijter, terwijl het tweede Sortie speelser is, bijna jazzy begint en waarbij Cochereau besluit niet met de tutti klank van het orgel af te sluiten.
CD 7 – Bach, Händel, Vivaldi en Saint-Saëns (Symphonie III)
Startend met ‘the one and onely’ BWV 565. Het orgel heeft inmiddels het chamadewerk en dan begrijpt u dat Pierre Cochereau zichzelf wat meer vrijheden veroorlooft.
Bij Händel horen we dat Pierre Cochereau ook goed overweg kan met een klavecimbel. Zoals bij zoveel grote organisten, begon de muzikale carrière van Cochereau achter de piano. Bij Vivaldi was een bescheidener rol van het orgel prettiger geweest. Het publiek klapt er in ieder geval niet minder om …
Ook in deze verzameling het Orgelconcert van Saint-Saëns. Dit keer geen aan elkaar geplakte weergave van twee separate opnames, die we kennen van de cd met Von Karajan en Cochereau. Nu live in Straatsburg. Een weinig inspirerend orgel van Dalstein & Haerpfer, in het Palais des Fêtes. Misschien is de tv-opname van dit werk, met Cochereau op het voormalige orgel van de St. Eustache, nog wel de beste.
Saint-Saëns’ Orgelsymphonie met ingemonteerde orgelpartij door Pierre Cochereau voor Deutsche Grammofon ingespeeld in de Notre-Dame
CD 8 – Franck en Vierne
Opnieuw Franck vanuit de Notre-Dame. Deze opnames voegen weinig toe aan de Franck-opnames op cd 4. Het orgel klinkt sowieso niet beter dan vijf jaar daarvoor.
Een bijzondere ervaring om het orgel van het ‘Institut National des Jeunes Aveugles’ te horen. Beroemde blinde organisten, zoals Langlais, Marchal, Vierne en Litaize, volgden daar hun opleiding tot professioneel organist. Het instrument – welke van de drie het is, wordt niet vermeld, maar ik vermoed dat het om het orgel van de huidige ‘Salle André Marchal’ gaat – mist een gunstige akoestiek, is opnieuw wat scherp, maar voldoet prima voor deze muziek. De opname uit 1962 is van goede kwaliteit.
CD 9 – Corrette, Stradella, Vittoria en improvisaties
Een live-opname uit Cochereau’s woonplaats Nice, met een Concerto van Corrette. Aardig, maar met onze huidige verwende oren, als het gaat om opnamekwaliteit en de interpretatie van deze muziek, gaat het je snel tegenstaan. Neemt niet weg dat het goed is dat ook deze kant van de veelzijdige artiest Cochereau in deze box aandacht krijgt.
We horen een alleraardigste sonate van Stradella, waarbij een goede vriend van Cochereau, Roger Delmotte, op de trompet speelt. We komen hem later opnieuw tegen. Ze vormden een gouden duo en speelden regelmatig samen voor tv. Ook trokken ze er samen op uit, waarbij Cochereau zijn portable orgeltje, achter zijn Mercedes aan, meenam door heel Frankrijk.
Met het Concerto van Vittoria zien we dat Cochereau verder keek dan de neus van het traditionele oeuvre lang is. Eigentijdse orkestmuziek waarin het orgel – beter gezegd: haar bespeler – een aanzienlijke en verre van eenvoudige rol vervult. Bijzonder!
En ten slotte een onvervalst Cochereau-sortie. Als protestant zou ik willen zeggen: ‘Mocht de preek tegenvallen, dan hebben we altijd Cochereau nog na afloop…!’
CD 10 – Bach, d’Haudimont, Clarke Widor, improvisatie
‘De Profundis’ is de titel van Bachs ‘Aus tiefer Not’ (BWV 686) die gebruikt werd op een zwarte cd-box genaamd: l‘organiste de Notre-Dame, met Cochereau-cd’s. Samen met blazers krijgt dit werk uit Bachs ‘Orgelmis’ een bijzondere dimensie. Nu opgenomen in 1960. Opnieuw indrukwekkend, maar de opname verliest het van de versie waarover ik zojuist sprak.
Misschien wel te weinig op deze box: zang!
Met het Peuple de Dieu van d’Haudimont wordt nog maar eens duidelijk hoe bijzonder de samenwerking tussen Cochereau en het ‘Hoofd Muziek’ van de toenmalige Notre-Dame, Jéhan Revert, geweest moet zijn. Revert bleef tot op hoge leeftijd actief in de kathedraal en voorzag veel concerten van commentaar. Onder andere tijdens een Cochereau-herdenking waarbij ik aanwezig mocht zijn. Het oude orgel klinkt hier fantastisch. Hier had ik wel meer van willen horen!
Opnieuw de Passacaglia van Bach. Compleet met alle toevoegingen van 1968. De Trumpet Voluntary van Clarke en de Triosonate van Bach zullen niet zo lang in het geheugen van de luisteraar opgeslagen blijven. Wat betreft Widor vind ik de Philips opnamen boeiender en de slotimprovisatie kenden we al.
CD 11 – Calmel, Messiaen, improvisaties
In het Concerto van Calmel wordt opnieuw duidelijk dat Cochereau avant-garde-muziek niet zomaar uit de weg ging. In het slotdeel lijkt het erop dat Cochereau de ruimte krijgt om te improviseren op opnieuw een alles behalve fraai instrument.
De geïmproviseerde symfonie vanuit Dallas – een opname uit de archieven van zijn leerling dr. George Baker – is er echt één die je van Cochereau kunt verwachten, al hebben ook daar met een messcherp instrument te maken in een akoestisch arme ruimte.
Dat in de Notre-Dame de nog maar net geïnstalleerde chamades konden knetteren, weten we. Toch klinkt dat orgel bijna mild in vergelijking met het orgel in Dallas, luisterend naar de improvisatie over Bizets Marche des Rois, een thema dat Cochereau graag mocht gebruiken.
CD 12 – Vierne, De Saint-Martin, Messiaen, Mouret, improvisaties
In zijn geïmproviseerde koraalvariaties is Cochereau dikwijls op zijn best. Al maakt hij vaak gebruik van dezelfde trukendoos, het laat onverlet dat hij op dit gebied uniek was, een pionier en inspirator voor velen. De versie van Messiaens ‘Banquet Celeste’ is de derde die ik van Cochereau hoorde. Deze live-versie lijkt veel op de voorgaande. De fanfare van Mouret met blazers vormt een feestelijke afsluiting van deze cd.
CD 13 – Julien, Couperin, Bach, Albinoni, improvisaties
Met Gilles Julien, organist te Chartres, belanden we in de Franse barok. Cochereau maakt dankbaar gebruik van het oudere pijpwerk van de Notre-Dame, maar kan het evenmin laten zijn batterij aan Spaanse trompetten in te zetten. De twee werken van Couperin worden prima neergezet in de St. Louis des Invalides.
Niet ver van de Notre-Dame, in Quartier Latin, bespeelt Cochereau het orgel van de St. Severin, met Bachs Es-dur. Het is misschien wel de beste Bach-vertolking in deze box. Bij Albinoni worden we weer op scherpe mixturen getrakteerd.
Als afsluiter twee improvisaties. Eén in het Theater van Champs- Elysées – ik vermoed op het orgeltje dat Cochereau meenam tijdens zijn tour door Frankrijk – en een symfonische improvisatie op het voormalige Merklin-orgel in de kathedraal van Meaux. Een orgel dat er mag wezen in een akoestisch fraaie ruimte.
CD 14 – Liszt, improvisaties
Als het om een aangename verrassing gaat in deze box is het wel de Ad nos van Liszt in een versie voor orgel en orkest. Het wordt nog maar eens duidelijk dat menig orgelcomponist dacht vanuit de piano, of het orkest. Boeiende uitvoering!
Vanuit Dijon – zijn leerling Maurice Clerc speelde daar – klinkt opnieuw een geïmproviseerde symfonie. Met alle ingrediënten die we van de grote improvisator kennen.
Dat er van zijn geïmproviseerde Boléro meerdere versies bestonden wist ik niet. Deze is langer dan die we kenden van de Philips- serie en zeker zo boeiend. Zijn zoon Jean-Marc maakte een notitie van dit werk.
CD 15 – Bach, Telemann, Alain, Rivier, improvisaties
De Bach/Vivaldi waarmee deze cd begint wordt wat houterig uitgevoerd en opnieuw schieten de mixturen als scherpe pijlen door de muziek.
Met het pittige trompetspel van Delmotte mengen de neobarok-klanken van het toenmalige orgel van de ‘Maison de la Radio’ beter in een concerto van Telemann.
Cochereau vervolgt met de Litanies van Jéhan Alain. Nogal agressief gespeeld, waarbij het tempo en de klankexplosie van het Notre-Dame-orgel het de luisteraar bijna onmogelijk maken de noten te blijven volgen.
Het werkje van Jean Rivier is een welkome afwisseling op deze cd. Fraai! Net zoals de daarop gespeelde improvisatie, opgenomen in de ‘Maison de la Radio’ waar een jaar of vier geleden een geheel nieuw orgel werd geplaatst.
CD 16 – Poulenc en improvisaties
Bijna net zo beroemd als orgelconcert van Saint-Saëns is het orgelconcert van Poulenc. Opgenomen in de kerk van Maurice Duruflé met een nog jonge en getalenteerde Jean-Marc Cochereau op de bok. Net zoals zijn vader overleed hij jong. Dochter Marie-Pierre is nog steeds actief als harpiste. Een goede uitvoering van dit Concerto!
Cochereau mag daarop in Lille een eigen symfonie improviseren op het Muller-orgel (1959) dat een kind is van zijn tijd.
Op zijn eigen orgel, dat toch het beste geschikt is voor zijn wijze van improviseren, sluit Cochereau deze cd af met een Prélude, Fugue – ik zou eerder zeggen: Scherzo – en Variations improvisées. Dankbaar ontvangen door vele luisteraars in de Parijse kathedraal. Je kunt je opnieuw voorstellen dat orgelliefhebbers die hem daar voor het eerst hoorden, die herinnering nooit meer kwijtraakten.
CD 17 – Improvisaties
Met drie grote improvisaties vanuit Zwitserland en Parijs. Eentje vanuit de Maison de la Radio. Of Cochereau inspraak heeft gehad bij de intonatie van dit instrument weet ik niet, maar het zou me niet verbazen. Een Notre-Dame-orgel, maar dan zonder galm.
Met die galm – zo zegt Cochereau in de documentaire ‘La leçon de musique’ heb je in de Notre-Dame nogal rekening te houden. Bij de opnames van Carbou, die vrijwel altijd dichtbij het orgel werden gemaakt, komt die grote galm van de kathedraal niet altijd tot zijn recht. Er zijn Cochereau-cd’s waarbij het orgel op afstand werd opgenomen en dan wordt pas echt duidelijk hoe het toen in de ruimte moet hebben geklonken. De bijzondere opname van de ‘Messe Solenelle’ van Louis Vierne getuigt daar bijvoorbeeld van.
Nu alleen orgel met de frequent gebruikte, maar o, zo mooie Paasthema’s ‘Haec Dies’ en ‘Victimae Paschali Laudes’. Alleen al met alle Cochereau-opnames van deze thema’s kunnen drie cd’s worden gevuld.
CD 18 – Purcell, Bach, Delerue en improvisaties / CD 19 – Bach en interview
Zo enthousiast Pierre Cochereau over zijn intensief gebruikte orgel in de jaren zeventig was, zo bezorgd was hij tijdens zijn laatste jaren in de Notre-Dame: ‘Mijn orgel is zo goed als dood…’ Technisch en qua stemming in belabberde toestand. Vorige cd’s uit die tijd getuigen daarvan.
Tijdens het interview op cd 19 laat Cochereau duidelijk merken dat hij op veel meer financiële steun rekent voor het onderhoud van de Franse orgels. Bij de twee aardige opnames uit 1980, samen met trompettist Roger Delmotte, is daar nog niet veel van te merken. Een frisse Sonate van Purcell en een alleraardigst werk van de filmmuziekcomponist Georges Delerue.
Bij de improvisaties uit 1983 rond ‘Allerheiligen’ horen we al een beetje het instrument dat we kennen van de laatste improvisaties van Pierre Cochereau over de lijdensgeschiedenis uit het evangelie van Mattheüs. Desalniettemin valt het orgel me hier allerminst tegen. En…haar bespeler evenmin. Cochereau lijkt in andere opnames uit deze periode wat uitgeblust te zijn, maar hier horen we de oude creativiteit en bevlogenheid van de meester in zijn topjaren.
Geheel in stijl eindigen we met een Postlude improvisé. Net iets verder weg opgenomen en wat doet dat de opname goed! Ook in deze improvisatie zo nu en dan die forse en complexe harmonieën die zo bij deze Notre-Dame-organist passen, maar anderzijds verschijnt het motief herhaaldelijk en heel duidelijk aan de oppervlakte. Even lijkt het alsof hij structuur net zo belangrijk vindt als de emotie die hij maar al te graag blootlegde in zijn muzikale vertolkingen. Eén van de beste improvisaties in deze box. Goede afsluiter!
Concluderend
Dit is een box die vooral goed geschikt is voor die orgelfanaat die Cochereau niet, of nauwelijks kent. We krijgen een organist voorgeschoteld die de vele rollen, die het orgel in de muziek kan vervullen, de revue laat passeren. Wie niks van Cochereau heeft en diens opnames van Dupré en Vierne aanschaft, heeft met deze geluidsdrager, met 24 uur aan opnames, als het ware een complete Cochereau in huis. De fraai uitgevoerde box is billijk geprijsd, hetgeen de twijfelaar over de drempel kan helpen.
De meer doorgewinterde Cochereau-kenner zal vooral verrast worden door de rol van Cochereau in minder bekende muziek voor orgel en orkest/trompet.
De improvisaties en de gespeelde orgelliteratuur bevestigen het beeld van Cochereau dat reeds bestond. Hoe men ook tegen dat beeld aankijkt, de improvisaties zijn en blijven beeldbepalend voor deze kunstenaar. Daarvan getuigen alleen al de vele Cochereau-adepten die in het verleden en thans nog iets proberen uit te dragen van een gigant op de orgelbank.
Alle lof
Nogmaals alle lof voor het echtpaar Carbou.
Hoe betreurenswaardig is het toch dat wij bij orgelconcerten in Nederland zo dikwijls bekommerd kijkende mannetjes zien zitten, achter immens hoge microfoonstandaards, die vervolgens hun opnames in hun speciaal daartoe ingerichte bunkers bewaren en niemand laten delen in dat wat zij altijd en alleen door een koptelefoon hebben gehoord.
De familie Carbou deed beter en heeft decennialang veel orgelvrienden verblijd met een groot aantal interessante eigen opnames. Onder andere die van een orgelman van de buitencategorie, op een instrument dat veel glans verloor en een nog ongewisse toekomst tegemoet ziet.
Merci Yvette! Merci François! Merci Pierre!
Cochereau – Raretés et Inédits
Pierre Cochereau op het Grand Orgue van de Notre-Dame van Parijs en op diverse orgels in Frankrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten en Australië.
Paul Paray; Jacques Charpentier; Jean-Marc Cochereau; Jehan Revert; Orchestre de Chambre de l’O.R.T.F.; Tony Aubin; Maîtrise de Notre-Dame de Paris; Ensemble de Cuivres Armand Birbaum; Roger Delmotte; Orchestre de Chambre Fernand Oubradous; Orchestre de Chambre de Rouen; Albert Beaucamp; Orchestre de l’Académie d’été de Nice; André Girard; Orchestre de Chambre de Nice; Pol Mule; Ensemble de Cuivres Gabriel Masson; Orchestre du Capitole de Toulouse; Orchestre Lyrique de l’O.R.T.F.; Marcel Couraud; Orchestre Pasdeloup
Radioscopie France, interview met Jacques Chancel (1976)
DVD met interviews en vele muzikale fragmenten vanuit de Notre-Dame van Parijs en elders.
Solstice – SOCD 365/84, 19cd / 1dvd, TT 22 uur (cd), 2 uur (dvd), booklet 71 p. FR/EN, prijs € 69,00 | solstice-music.com (complete tracklijst en geluidsfragmenten)